Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

centius en niet den Physiologus, Land, Anecd. Syr. IV p. 61, brengt ons tot de gissing dat er het volgende gestaan heeft: quanta apud aves irrationales continentiae viduitatis gratia (of continentia viduitatis), quae frequentibus nuptiis aufertur. Maerlant zal dus 3392 wel geschreven hebben: want die stomme vogle minnen, wat in B. voorkomt, of: ende die stoinme vogle minnen, in welken zin ende de rol vervult van het betrekkelijk voornaamwoord Zie Verdam, Taalk. bijdr. I 127 en verv.

III 3399. Lees in de aant., voor subciit, met U.: superiacit; vs. 3418: petunt hieme; vs. 3456 : quas si ad solis cal.

III 3430.

Alse fenix es hem thovet

met hoerne. N. R. Caput habet ut fenix, excepto quod armatum praebet caput, ut diximus. In B. staat: ghehornet. Men leze: .

maer ghehornet.

III 3480.

Haer been ende haer voete men siet

in vloghelen ende in staert ghetrect. Wat ghetrect hier beteekent kunnen wij niet goed begrijpen als wij alleen het Haagsche hs. van N. R. kennen. In U. staat niet: pedum iuvamenta, maar: pedum lineamenta habet in cauda, in alis vero nonnullae (a ?) sed numquam cet.

Ghetrect wordt dus door Ml. gebruikt in den zin van geteekend. Hij bedoelt dat men in de vlerken en in den staart (hij had moeten zeggen; in het achterste deel der vlerken) de lijnen, de beginselen van voor- en achterpooten ziet.

III 3556 en verv. De door Verwijs en Bormans voorgestelde conjecturen verbeteren den tekst, die in alle hss. bedorven is, maar brengen dien niet genoeg in overeenstemming met het Latijn van N. R. Dit luidt: »Vultures sicut aquilae ultra mare cadavera sentiunt. Altius quippe volantes multa quae montium obscuritate celantur (ik heb den tekst van H. en U. uit Isidorus, Or. XII 7, geëmendeerd) ex alto illi conspiciunt. Volando olens cadaver respicit. Isidorus (dit staat echter niet in Is.) Prius autem in cadaver oculum petit.” ') Daarop volgt wat wij bij Ml. vs. 3559 en verv. lezen: Exercitum sequitur ut cadaveribus satietur mortuorum.

Er wordt dus eerst gesproken van den fijnen reuk, daarna van het scherpe gezicht van den gier. Bij Ml vinden wij dat terug, wanneer wij den tekst op deze wijze herstellen:

Verre riect hi na sarens manieren
ende engheen dier siel also claer

onder die mane, dat es waer. Siet was door Bormans voorgesteld. Verwijs voegt in den eersten regel het woord aes; verre riect hi aes. Onmisbaar is dit wel niet, maar zijne conjectuur vindt steun in het cadavera van N. R.

Bij het voorstellen van deze gissing moet ik opmerken dat de woorden » na sire maniere”, hoe vreemd zij hier ook staan mogen, toch geduld zouden kunnen worden, ware het niet dat de samenhang iets anders eischte. Van dergelijke uitdrukkingen, die alleen dienen om de regels aan te vullen , maakt Ml. in N. Bl. maar al te veel gebruik. Vooral moet het woord » maniere" dienst doen. Ééne uit de zeer talrijke plaatsen is b. v. V 565 :

Die scelle, daer hi in levet,

es hart ende scaerp na sire maniere. Denzelfden dienst bewijzen » na sinen doene" VI 748 en »in hare wise" V 802.

III 3582.

Ambrosius sprect: ets sulcs nature,
die sonder noten, seghet.sijn waen,
jonghe draghen ende ontfaen.

1) Vincentius geeft uit N. R. eene andere lezing op, maar deze verandert den zin niet.

[ocr errors]
[ocr errors]

N. R. Ambrosius. Negantur aliquae vultures concubitu et coniugali usu nuptialisque copulae sorde misceri cet. Men leze dus:

Ambrosius sprect: hets sulc vulture,

die sonder noten enz. De woorden > seghet sijn waen" zijn wel vreemd, maar in

» Maerlants gedicht vinden wij meer zulke stoplappen.

III 3612. Dr. Franck heeft op allergelukkigste wijze de onverstaanbare verzen in hun oorspronkelijken vorm hersteld, Zeitschr. f. D. A. neue Folge XII. Hij leest vs. 3611 en verv.:

Op daerde hi gherne etens pliet ,

opdat hi ghene liede en siet. Hij volgt hierin den in de aant. opgegeven tekst van N. R. » haec avis, si hominem non viderit, libenter in terra comedit." Maar in de hss. staat niet comedit, maar graditur, een woord dat, zooals het in de hss. wordt afgekort, in de verte op comedit gelijkt. Men heeft slechts ééne letter bij den tekst van Franck te voegen om dien geheel met N. R. overeen te bren

gen, en leze:

Op daerde hi gherne belens pliet. Vs. 3622 leze men met U. impinguari in plaats van impinguat.

Utrecht, Maart 1881.

W. H. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.

NASCHRIFT. Op blz. 194 noemde ik Keulen onder de steden

waar, volgens Bormans, hss. van N. R. gevonden worden. Ik volgde daarin de aanhaling van Verwijs. Bormans noemt echter Keulen niet, maar Krakau. Bulletin de l'Acad. royale de Belgique, 1852, XIX, p. 134.

NOG EENIGE TEN OPZICHTE VAN GENUS OF FLECTIE

ONZEKERE GOTISCHE WOORDEN.

Toen Sievers in Mei 1880 in zijne aankondiging mijner Gutiska in het Litteraturblatt f. Germ. u. Rom. Philologie den wensch uitsprak dat de Schrijver »eine grössere Vollständigkeit des Materials erreicht hätte,” lag het hier volgende reeds min of meer gereed. Het niet verder verschijnen der Ta alku ndige Bijdragen was oorzaak dat het niet terstond in het licht kwam. Thans volgen hier de substantiva, welke in de Gutisk a hadden moeten vermeld zijn en, op eenige na, door Sievers reeds in zijne lijst in Littbl. No. 5 zijn opgegeven. Eenige er van echter zijn daar niet opgenoemd, andere daar zijn ten onrechte als onzeker opgegeven of stonden onder een ander hoofd reeds vermeld.

De adjectiva hoop ik later afzonderlijk te behandelen.

a krs n.

akr a.

a

s. M. 27, 8, akra d. s. M. 27, 10; Mc. 15. 25.

S. M. 27, 7, a-st. m. ohd achar, ags. acer, onrd. akr (pl. akrar), vgl. lat. ager, Gr. dypós. alabrunstim d. pl. Mc. 12, 33. i-st. ohd. prunst , brunst (Tat.

2,4), onrd. en ags. hebben hier bruni en bryne. ala balstraun L. 7, 37. Met ingevoegde 1 van het Grieksch

óráßxotpor overgenomen ; vgl. Bernh. Ulf. pag. 181. arjan dan part. praes. L. 17, 7. Ohd. erran , ier, kiaran, mhd.

sterk en zwak; ags. erian zwak; mnl. aren en eren (o. a. Belech van Yselsteyn 159); in 't Gotisch als vreemd woord zwak.

[ocr errors]
[ocr errors]

a silaus g. s. L. 19, 30; J. 12, 15. asilu a. s. J. 12, 14.

Schulze en ook Sievers noemen het onzeker , wat geslacht betreft, doch uit Joh. 12, 14: Bigat pan Jesus asilu (jah) gasat ana ina blijkt dat asilus in het Gotisch, even als in ohd. en nd. masc. is, al kan bet ook voor het fem. gebruikt

worden. a ssarja u d. s. M. 10, 29. masc., zoo het uit het Latijn (as

sarius) is overgenomen, doch neutr., zoo het uit het Grieksch

(ioodpov) in het Gotisch gekomen is. ban dvai d. s. I Kor. 14, 21. Met suff. dva gevormd van een

verbaalstam ban (vgl. Gr. Oxivw), even als misschien piradv van þivan; vgl. fiapva, friapva, salipva en, met onverschovent na h, uhtro en vahtvo, welke zwak zijn in het Go

tisch zie bl. 230. bisa uleino g. pl. II Kor. 7, 1. Waarschijnlijk met suff. ni

van bisauljan gevormd, en evenals laiseino, hazeino e. a. tot

de a-klasse overgegaan. bistuggqis g. s. R. 9, 32, 33. bistugq a. s. R. 14, 13.

bistugqe g. pl. II Kor. 6, 3. Volgens Leo Meyer neutr. va-stam naar analogie van vaurstv, gaidu en þivadv; dit laatste is echter onzeker, vgl. Gutiska 47.

vgl. Gutiska 47. Het kan ook verbaalvorm van bistiggan M. 7, 25, Rom. 9, 32 enz, zijn en

dus masc. byssa un L. 16, 19. Naar de gotische taalwetten dat. s. even

als paurpaurai; het is echter, evenals alabalstraun, woordelijk en letterlijk uit het Grieksch overgenomen: Búrcov Švedi

δύσκετο. daigs n. s. R. 11, 16; I Kor. 15, 7. daiga d. s. R. 9, 21.

daig a. s. I Kor. 5, 6; Gal. 5, 9. Naam van werktuig met suff. a gevormd; masc.? evenals zweedsch deg, doch onrd.

deig, ags. dag, ohd. teig neutr. a-stam. dal a. s. L. 6, 39; Mc. 12, 1. dale g. pl. L. 3, 5. In west

germaansch neutr. a-stam; onrd. dalr, mase. nom. pl. dalar

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
« ZurückWeiter »